december 2020

jaargang 12, nummer 4


Beste lezer,
 
Dit is de nieuwe Nieuwsbrief Terminologie, waarin u informatie vindt over actuele zaken op terminologiegebied, zoals nieuws en evenementen. Eerdere nieuwsbrieven vindt u hier.

Reacties en tips zijn welkom. Als u deze nieuwsbrief niet meer wilt ontvangen, kunt u zich als volgt uitschrijven: klik op de link 'inschrijving of gebruikersprofiel bijwerken' onderaan in deze nieuwsbrief. U ontvangt een e-mail met een link om uw voorkeuren bij te werken. Klik op deze link, vink 'Terminologienieuwsbrief' uit en klik op 'voorkeuren bijwerken' om te bevestigen.

Vriendelijke groet,
Het redactieteam van het INT

Contact: Dirk Kinable
+31 (0)71 527 24 89
dirk.kinable@ivdnt.org
www.ivdnt.org

Inhoud

 

Terugblik
Nieuws
Tools en bronnen
Uitgelichte term
Agenda (zie ook ivdnt.org)

Terugblik

 

TiNT 2020 “Terminologie en communicatie: Van Simon Stevin tot vandaag”

 

Jaarlijks organiseert de Nederlands-Vlaamse terminologievereniging NL-Term de TiNT-dag die dit jaar online plaatsvond op 23 oktober. TiNT staat voor Terminologie in het Nederlandse Taalgebied. Het thema van het evenement staat geregeld in het teken van een actueel onderwerp. Ditmaal sloot de keuze aan bij 2020 als Simon Stevinjaar dat in Brugge naar aanleiding van het vierhonderdjarig overlijden van deze vermaarde geleerde (1548-1620) uitgebreid wordt gevierd.

De Bruggeling Stevin geldt als de homo universalis van de Lage Landen. Zijn wetenschappelijk talent richtte zich op tal van vakgebieden. Zo was hij onder meer actief op het vlak van de wiskunde, fysica, logica, waterbouwkunde, krijgswetenschap en economie (interesttabellen, koopmansboekhouding en boekhouding voor het staatsapparaat).

Stevin & terminologie

In het kader van dit wetenschappelijk werk vervulde Simon Stevin tevens vaak een voortrekkersrol in de creatie van nieuwe terminologie. Zijn wetenschappelijk profiel vormt bijgevolg een goed uitgangspunt voor een terminologisch symposium met wetenschapscommunicatie als hoofdthema. Een gebalanceerde reeks van drie presentaties bracht dit profiel in verband met terminologische beschouwingen over achtereenvolgens verleden, heden en toekomst.

Verleden: pleidooi voor het Nederlands

Het historische deel stond centraal in de lezing van Guido Vanden Berghe (Universiteit Gent), tevens curator van de Stevintentoonstelling (28/08-29/11/2020) in het Brugse stadsarchief. Vanden Berghe (“Simon Stevin (1548-1620) bracht verandering in de wereld”) documenteerde eerst de biografie van Stevin. Geboren in Brugge emigreert deze, als gevolg van de 16e-eeuwse godsdienstconflicten, na 1577 naar het noorden en maakte er blijkens archiefstukken over de hofhouding, een lucratieve carrière als raadsman van Maurits, Prins van Oranje. De periode van zuiver wetenschappelijke publicaties en theoretisch onderzoek betreft vooral de jaren 1581-1590. Latere geschriften sluiten meer aan bij het dienstverband bij de Prins en zijn onder meer ingenieurskundig of zelfs maatschappelijk-politiek van aard. In Stevins teksten treden duidelijk twee terminologische aspecten op de voorgrond: zijn voorkeur voor het Nederlands als wetenschapstaal en de introductie van vele wetenschapstermen. Met name de ‘Weeghconst’ en ‘Dialectike ofte bewysconst’ over de logica illustreren zijn pleidooi voor het Nederlands waarbij hij positieve kenmerken onderstreept, zoals het groot aantal eenlettergrepige woorden, het sterke vermogen om samenstellingen te vormen en de geschiktheid als wetenschapstaal.

In de praktijk kreeg dat gestalte in de vele Nederlandstalige studies van Stevin en zijn aandacht daarin voor wetenschapsterminologie. Van de toenmalige ‘neotermen’ zijn sommige nog gangbaar, zoals brandpunt en evenaar, terwijl andere verdwenen (bijvoorbeeld, stelkunde (algebra) en brandsnee (parabool). Ook ontstonden veel termen als Nederlandstalig vertaalequivalent van Latijnse termen, zoals parallela-evenwijdige en diameter-middellini(e) (middellijn).

 

Heden: Nederlands als wetenschapstaal

De tweede lezing van Frieda Steurs (Instituut voor de Nederlandse Taal) trekt deze lijn verder door naar het heden. Haar presentatie “Simon Stevin in Leiden. Het Nederlands als wetenschapstaal” belichtte achtereenvolgens de betekenis van Simon Stevin voor het Nederlands, de doorwerking ervan in onze eigen tijd en de vertaling naar wat het INT doet met het Expertisecentrum Nederlandstalige Terminologie om vorm te geven aan het Nederlands als wetenschapstaal. Het geschetste beeld laat zien hoe de betekenis van Stevin nauw samenhangt met de wijze waarop hij aansluit bij eigentijdse ontwikkelingen. Cultureel manifesteert zich vanaf 1550 een streven naar een bovengewestelijke sierlijke en grammaticaal welgevormde standaardtaal die op gelijke voet staat met het Latijn en Frans en die zuiver is, ontdaan van leenwoorden uit deze talen. Eveneens leiden nieuwe ontdekkingen, uitvindingen en concepten tot een roep om vaktaal in het Nederlands, mede door onbekendheid met de Latijnse termen. Tegen deze achtergrond blijkt Stevin een van de belangrijkste grondleggers van het wetenschappelijke en technische Nederlands en de munter van talloze nieuwe Nederlandse woorden.

Als taalvernieuwer past hij verschillende procedés toe. Zo introduceert hij nieuwe termen, soms door eenvoudige ontlening van uitheemse termen, maar ook door vertaling van Latijnse termen zoals kegelsnede voor sectio conica en raaklijn voor tangens linea, of door betekenisverschuiving waarbij een bestaand woord een nieuwe betekenis krijgt (bijvoorbeeld: bepaling begrenzing met paaltjes > betekenis ‘definitie’).

Sommige verwezenlijkingen en denkwijzen van Stevin blijven relevant voor de huidige tijd. Hoewel door internationale wetenschapsbeoefening inheemse Stevintermen soms werden vervangen door uitheemse woorden (‘weeghconst’-statica, ‘waterwicht’-hydrostatica), zijn tal van rekenkundige en meetkundige begripsaanduidingen nog steeds gangbaar (aftrekken, delen, som, omtrek, veelhoek enz.). Actueel is eveneens nog het belang door Stevin gehecht aan de ontwikkeling van een Nederlandse wetenschapstaal in of naast anderstalige contexten van wetenschapsbeoefening.

Een derde aspect van doorwerking betreft Stevins opvatting over de wetenschap die ‘spiegheling’ (theoretische reflectie) en ‘daet’ (praktijk, experiment) combineert om zo tot kennis te komen. Hij vertaalde zijn wetenschapsbeoefening meteen in toegepaste wetenschappelijke inzichten. Deze werkwijze is ook vandaag nog actueel, onder meer bij het Nederlands-Vlaamse INT en zijn Expertisecentrum Nederlandstalige Terminologie (ENT) die taalkundige inzichten in praktische toepassingen vertalen. Het ondersteunen van het Nederlands als wetenschapstaal valt binnen de missie van het INT, en de ENT-webpagina levert daarvoor onder meer algemene informatie over vaktaal, richtlijnen voor terminologiebeheer en verzamelt voor het Nederlands termenlijsten die worden gestructureerd en gelinkt volgens de indeling van de Library of Congress voor een duidelijke zoekstructuur per domein. Toepassingsgericht is verder ook de uitvoering van of medewerking aan projecten over hogeronderwijsterminologie, heldere taal in de medische zorg, juridische vaktaal, de kennis bij hogeronderwijsstudenten van vaktaal in exact-wetenschappenlijke opleidingen, en van een corpus van gesproken academisch Belgisch Nederlands. Tevens worden studenten stageplaatsen geboden en verschijnen nieuwsbrieven.

Toekomst: wetenschapscommunicatie

De derde spreker plaatste het thema van de wetenschapscommunicatie vooral in het teken van de toekomst (“Innovatie en communicatie: juist nu!”). Maarten van der Sanden (TU Delft) besprak de verbinding van techniek en samenleving en het belang daarbij van communicatie tussen de belanghebbenden. Hij stipte aan hoe ook Simon Stevin in zijn tijd wellicht al kon vaststellen dat nieuwe technologie doorgaans niet in één keer tot stand komt als een volledig nieuwe, afgewerkte technologie maar veeleer als een proces waarbij zowel samenleving als technologie onder elkaars invloed gaandeweg veranderen. Dergelijke processen kan men benoemen met de term ‘transformatieve innovaties’. Ze hebben nu betrekking op een breed scala van onder meer robotica, energie van niet-fossiele brandstoffen, ontwerp van grootstedelijke omgevingen enz.

Dergelijke innovaties worden gerealiseerd binnen een sociotechnisch systeem, waarin een complexe interactie plaatsvindt, tussen mensen en technologie, tussen mensen onderling en tussen mensen en hun sociale systemen zoals bestuur en organisaties. Communicatie tussen al deze belanghebbenden kan men door middel van een communicatiemodel schematisch voorstellen, een zogenaamd ‘Science Communication Ecosystem’. Aan de ene zijde bevindt zich de pool van de maatschappij (‘downstream’), waar communicatie bestaat uit de dialoog met het publiek bijvoorbeeld in de media of door informele educatie in wetenschapsmusea. Aan de andere zijde van industrie en diensten, wetenschap en technologie (‘upstream’), situeert zich de communicatie tussen wetenschappers, ingenieurs e.d. In het middenveld van het communicatiesysteem (‘midstream’) is communicatie gerelateerd aan politiek, beleid, de burger als onderdeel van de democratie, en samenwerking tussen bedrijven onderling, tussen beleidsmakers enerzijds en wetenschappers en ingenieurs anderzijds enz. Wetenschapscommunicatie kan betrekking hebben op deze drie domeinen en hoeft niet specifiek te worden beperkt tot één ervan.

Het onderzoek van Van der Sanden richt zich vooral op de vraag hoe vertegenwoordigers van de beleidssfeer, de industrie, universiteit en later ook wel de burger omgaan met nieuwe technologie en hoe transformatieve technologie in die constellatie ontstaat. Aandacht voor de menselijke maat of hoe mensen onderling praten over nieuwe technologie helpt het grote sociotechnische systeem inzichtelijk te maken van samenwerking tussen mensen, samenwerking met technologie en het met elkaar vormgeven van die technologie. Ook aandacht voor de essentie of wat mensen uiterst belangrijk vinden (bij elektrische auto’s bijvoorbeeld bereikbaarheid dan wel comfort) is nodig om te begrijpen hoe transformatieve innovaties in de toekomst moeten gebeuren.

Die essentie kunnen we achterhalen door ontwerpend te denken en te doen, of door wat Simon Stevin omschreef als ‘spiegheling’ en ‘daet’. Men spiegelt zijn gedachten door een product of prototype te maken en die daad helpt weer verdere reflectie. In de gezamenlijke communicatie tijdens het ontwerpproces zet men gedachten om naar vorm en daarbij kan men, naast natuurlijke taal, gebruik maken van vormtaal om complexe situaties inzichtelijk voor te stellen. Van der Sanden wees daarbij op analogieën met verschillende kunstwerken die een essentie trachten uit te drukken, zoals een abstraherende maquette van de Russische avant-garde kunstenaar Kazimir Malevich die daarin trachtte de intensiteit, de verhoudingen en de structuur van de stad van de toekomst vorm te geven.

De inzet van natuurlijke taal en haar termen, en van vormtaal leidt zo tot een communicatie waarin het transdisciplinair denken gestalte krijgt dat nodig is om technologie te ontwerpen. Het gaat niet alleen om interdisciplinair denken met samenwerking tussen disciplines maar om samenwerking tussen disciplines die in de samenwerking zelf ook een verandering of evolutie doormaken. Van der Sanden ziet deze vorm van sociale samenwerking gesymboliseerd in de afbeelding van Simon Stevins zeilwagen, waarin alle passagiers nog ieder een andere richting uitkijken maar waarbij de uiteindelijke technologische realisatie uit onderlinge interactie tot stand zal moeten komen.

Dit online TiNT-symposium over wetenschapscommunicatie werd ten slotte afgesloten met de uitslag en bespreking van een publiekspeiling over COVID-terminologie. Wie het symposium gemist heeft, kan de presentaties ophalen via TiNT2020Powerpoints | nlterm.eu. Op dezelfde pagina staan ook videopnames van elke lezing.

 

Nieuws

 

Bibliografie terminologiestudies

Wie op zoek is naar vakliteratuur over terminologie kan daarvoor nu onder meer terecht op de website van het Instituut voor de Nederlandse Taal. Aan de webpagina van het Expertisecentrum Nederlandstalige Terminologie is een nieuwe rubriek toegevoegd die doorzoekbaar is in elf deelrubrieken. In deze indeling passeren achtereenvolgens de revue:

  1. Algemene werken
  2. Termvorming
  3. Termbetekenis en -definiëring
  4. Voorkomen, standaardisatie en harmonisatie van termen 
  5. Terminologiebeheer
  6. Term- en conceptgerelateerde classificatie
  7. Taaltechnologische en computerlinguïstische terminologiestudie
  8. Terminologie en tekstcorpora
  9. Terminologie en vertalen
  10. Terminologie en localiseren
  11. Terminologie en onderwijs

Daarbinnen staan de literatuurverwijzingen in alfabetische volgorde maar u kunt ze ook sorteren op jaartal. Een downloadfunctie is eveneens voorzien. Uiteraard is een bibliografie nooit voltooid. Als u vindt dat een niet vermelde terminologiestudie overweging verdient, dan stellen we het zeer op prijs als u dat met ons wil delen.

Termraad Academy

De Termraad Academy is een samenwerkingsverband van Nederlandstalige overheidsvertaaldiensten, vooral van de EU, van vertaalopleidingen in Nederland en Vlaanderen, en het Instituut voor de Nederlandse Taal. In deze opleidingscontext wordt studenten de mogelijkheid geboden voor terminologische scripties, stages of een combinatie van beide. Het resultaat is een kruisbestuiving in de vorm van een interessante werkervaring voor alle betrokken partijen. Voor de student is er het contact met de werkplek in een prestigieuze, motiverende omgeving. De begeleiders van de vertaaldiensten krijgen niet alleen aanvullingen voor de eigen termbanken maar ook inzicht in de huidige vereisten in de academische wereld. Op hun beurt kunnen de begeleiders van vertaalopleidingen studenten een spannende uitdaging bieden en doen ze ervaring op met de voorwaarden die op de werkplek gelden.

Scripties

De terminologische scripties zijn van een terminografische dan wel algemene aard, en worden zowel vanuit de universiteit of hogeschool door een promotor begeleid als door een contactpersoon van de overheidsinstelling. In de terminografische scripties behandelt een student voor twee of drie talen (inclusief het Nederlands) een aantal concepten rond een thema aangereikt door een overheidsvertaaldienst, en werkt daarvoor fiches uit volgens het IATE-stramien. De meer algemene scripties vergelijken bijvoorbeeld termextractie- of termbeheertools, of onderzoeken thema’s zoals neologie, domeinverlies of het onderscheid tussen Nederlandse en Belgische terminologie.

Stages

De stages kunnen aansluiten op de scriptie maar zijn eveneens los daarvan mogelijk. Er is variatie voorzien in de typekeuze. De korte stages duren vier tot zes weken en vormen praktijktrajecten, onder meer gericht op aanvulling van IATE of terminologieondersteuning voor vertalers. Een middellange stage van veelal drie maanden wordt aangeboden vanuit de samenwerking tussen het Directoraat-Generaal Vertalingen en het INT. Afgestudeerde bachelors of masters kunnen hun eerste werkervaring opdoen in stages van vijf maanden. Meer informatie over hoe het project gegroeid is en voorbeelden van behandelde thema’s zijn hier te vinden. Wie nog details wenst, mag contact opnemen met genterm@ugent.be.

Catapult

Vaktaal mag zich in een Europese context verheugen op een toenemende belangstelling. Legde het Erasmus+-programma in het TecCOMFrame-project samen met hogeronderwijsinstellingen al de basis voor een gedetailleerde uitwerking van de functie ‘technisch schrijver’, dan is de invalshoek ditmaal pedagogisch gericht op taalonderwijs. Onder de naam Catapult loopt momenteel een project ter ondersteuning van onderwijs in Talen voor specifieke doeleinden (Languages for Specific Purposes). Dit acroniem voor Computer Assisted Training and Platforms to Upskill LSP Teachers verwijst naar een samenwerkingsverband van partners waaronder hogeronderwijsinstellingen uit een zestal landen, en Erasmus+. De looptijd is drie jaar.

Vaktaal & hoger onderwijs

Aspecten en behoeften op het vlak van de arbeidsmarkt en de vereiste competenties voor docenten zijn in kaart gebracht en didactische ondersteuning wordt onder meer voorzien via moocs en een platform. Talrijk blijken inderdaad de relaties tussen vaktaal en deze specifieke onderwijsrichting. Zo is het besef noodzakelijk dat TSD zich niet beperkt tot woordenschat maar zich kenmerkt door een eigen discours (syntactisch, semantisch enz.). Eveneens wordt van een docent verwacht dat hij zich toegang kan verschaffen tot online bronnen (woordenboeken, corpora, tekstopslagplaatsen, etc.) in het betreffende domein, vaardigheden heeft op het vlak van compilatie en analyse van corpora in dit vakgebied, en inzicht verwerft in specialistische concepten en terminologie. Arbeidsmarktanalyse maakte het belang duidelijk dat werkgevers hechten aan domeinkennis of inzicht in de context waarin deze taal voor specifieke doeleinden zal worden gebruikt. Wie zich graag een beeld vormt van de rol van vaktaal in deze onderwijsdiscipline kan daarvoor terecht op de projectwebsite.

TOTh-proceedings

Terminology & Ontology: Theories and applications is het centrale thema van de congresreeks die haar thuisbasis heeft aan de Université Savoie Mont-Blanc. In het inspirerende kader van een internationale onderzoeksgemeenschap van meer dan 20 nationaliteiten wordt er jaarlijks een bijeenkomst georganiseerd in combinatie met een trainingssessie. Deze congrestraditie resulteerde in de loop der jaren in een lange lijst van bijdragen en publicaties over het verband tussen taal en kennis binnen een terminologische interessesfeer. Voor wie daar graag kennis van neemt, heeft de TOTh-organisatie een centraal inzagepunt voorzien. Ook de data en algemene programmagegevens voor het volgende congres van 2021 zijn intussen bekend. Meer informatie is beschikbaar op de congreswebsite.

Knowledge Organisation and Terminology: Application to Cork

Bekend uit de vakliteratuur zijn de klassieke reeksen kenmerken waarmee men terminologie en lexicografie pleegt te onderscheiden. Conceptgerichtheid, onomasiologische benadering en oriëntatie op vaktaal kenmerken dan de eerste discipline, terwijl de tweede zich richt op woordbetekenis, een semasiologische werkwijze en algemene taal. Op zich genomen zijn dergelijke contrasterende typeringen correct maar dat neemt niet weg dat in de praktijk van beide disciplines de afbakeningen soms minder scherp kunnen uitvallen en dat velen tevens een verwantschap tussen beide disciplines erkennen, ook al is er geen consensus over de mate ervan. Een vroegere nieuwsbrief (2018, nr. 1, rubriek nieuws, item “Routledge Handbook of Lexicography) wees in dit verband al op een bijdrage van Lynne Bowker die de relatieve toenadering beschreef die zich tussen de lexicografie en terminologie voltrekt. Als drijvende kracht achter deze ontwikkeling ziet zij vooral de invloed van de computertechnologie. Methodologisch zorgde deze voor een sterke opwaardering van de corpusgebaseerde benadering in beide disciplines. Technisch vervolgens levert deze technologie nu applicaties die zowel lexicografen als terminologen van dienst kunnen zijn. Een voorbeeld daarvan is de Sketch Engine met de mogelijkheid om concordanties en collocatieoverzichten samen te stellen, frequenties te analyseren, een domeinspecifiek tekstcorpus te bouwen en termen te extraheren.

De sterke tekstoriëntatie, aldus Bowker, beïnvloedt eveneens de terminologische werkwijze. Terminologische werkzaamheden beginnen vaak met conceptanalyses, waarna termen aan concepten kunnen worden toegekend. Deze aanpak van concept naar term staat te boek als onomasiologisch. Een lexicograaf werkt veeleer semasiologisch vanuit de analyse van woorden naar hun betekenissen. De corpusgebaseerde aanpak echter houdt in dat ook terminologen mede gebruik gaan maken van semasiologische werkwijzen. De teksten zijn immers slechts toegankelijk vanuit de woorden, en termextracties daaruit leveren termen op en nog niet de concepten.

Proefschrift

Informatief voor deze ontwikkeling is het proefschrift dat Margarida Ramos in november 2020 verdedigde aan de Universidade Nova van Lissabon over terminologie in het kader van de belangrijke Portugese kurkindustrie (‘Knowledge Organisation and Terminology: Application to Cork’). 

De formulering van de uitgangsvraag luidt als volgt: hoe kan een terminoloog die veelal zelf geen expert is toegang hebben tot de kennis - tot de concepten - van een vakgebied door corpusanalyse (p. 74). Het pad dat de auteur daartoe uitstippelt, bestaat uit een aantal aansluitende stappen. In eerste instantie moet een gespecialiseerd corpus worden samengesteld dat beantwoordt aan criteria als machinale leesbaarheid, een gesloten of uitbreidbare collectie, representativiteit en balans, bijvoorbeeld door selectie van teksten van vakexperts en semi-experts. Deze hebben namelijk een hoog gehalte aan definiërende contexten zoals woordenlijsten en definities. Zoekfunctionaliteiten van de Sketch Engine en reguliere expressies laten toe om informatieve contexten op te sporen. Aan de hand van de verkregen verzameling kunnen daarna taalkundige uitdrukkingen worden geanalyseerd die wijzen op lexicaal-semantische relaties als hyponymie, hyperonymie, meronymie enz. en die nadien worden gesystematiseerd in een lexicale visualisering. Deze analyse gebeurt dus nog op het taalkundige vlak van semantische relaties tussen termen die linguïsten onderscheiden binnen een semantisch veld of door grammaticale overeenkomsten binnen een syntagmatisch zinsverband. Op basis van de gesystematiseerde lexicaal-semantische relaties vindt vervolgens, op een daarvan onderscheiden niveau, de identificatie en systematisering plaats van de corresponderende conceptuele relaties. De auteur wijst er expliciet op dat de semantische categorieën zich niet rechtlijnig laten projecteren op conceptuele verhoudingen uit de terminologie, zoals generieke, partitieve en associatieve relaties (p. 151, 167). De verwerking van de terminologische inzichten tot een ontologie vormt uiteindelijk de slotfase van het proces.

Meer voorbeelden bij het geschetste stramien biedt de powerpointpresentatie die de verdediging van het proefschrift begeleidde.

La terminologie multilingue

Sinds haar institutionalisering als wetenschappelijke discipline vormt meertaligheid een belangrijk aandachtsgebied in de terminologie. Deze interesse laat zich mede verklaren in het kader van de internationale behoefte aan niet-ambigue communicatie en het normaliseren van termen. Bij onder meer vertaalactiviteiten van internationale organisaties doet zich inderdaad sterk de noodzaak voelen van erkende, officiële termequivalenten in de betrokken talen. De daarbij benodigde reflectie over termen en termbanken in meertalige contexten staat centraal in ‘La terminologie multilingue’, een studie die Rachele Raus publiceerde in 2013. Een studie als deze illustreert hoe de behoefte aan terminologie en de reflectie daarover zich blijft ontwikkelen. In het spoor van de klassieke optiek van Wüster komen eerst prescriptief-normatieve zienswijzen aan bod, waarna de descriptieve de revue passeren. De auteur pleit voor een ‘gemengde’ benadering die op macroniveau een grootschalige corpuslinguïstische benadering complementair beschouwt met een kwalitatieve analyse op microniveau. Deze laatste typeert de auteur als een ‘archiefbeschrijving’ waarbij vertalers zich voor de conceptverkenning ook verdiepen in intertekstuele afhankelijkheden en verwijzingen tussen omschrijvingen en documenten, en de positionering en standpunten van de achterliggende instanties. Waar termen vooral vanuit de normatieve invalshoeken verbonden worden aan een vastgelegd concept, vertonen termen dan vaak een ontwikkeling, zeker waar meer ideologisch geladen concepten de grondslag vormen. De auteur illustreert dit vanuit het actuele begrip ‘gender’.

Tools en bronnen

 

Coronatermen

Van de functies die synchrone termenlijsten kunnen vervullen, is de naslagfunctie wellicht de meest voorkomende. Deze termenlijsten inventariseren de bekende begrippen van een gangbaar gespecialiseerd onderwerp of vakgebied, en bieden de gebruiker de mogelijkheid om de omschrijving en/of vertaling op te zoeken. Een andere functie is echter mogelijk wanneer het een termverzameling voor een nieuw fenomeen betreft. Dan kan een termenlijst tevens functioneren als een observatiepost om te zien of en hoe een taal een flexibel instrument is om de nieuwe werkelijkheid te beschrijven. De COVID-19-pandemie is zo’n recent gebeuren. Dat vakexperten snel behoefte hebben aan een termenarsenaal ligt in de lijn van de verwachting en wordt voor het Nederlands geïllustreerd door de lijst COVID-termen in Snomed. Daarnaast blijken de andere taalregisters eveneens bijzonder productief. Een krantenartikel van de Belgische Franstalige krant La Libre Belgique signaleerde trouwens al op 28 maart 2020 hoe het Nederlands de nieuwe werkelijkheid bijzonder vroeg tot uitdrukking bracht in neologismen als coronahandjes, corona-akkoord enz. Het Instituut voor de Nederlandse Taal heeft een lijst van meer dan 1000 COVID-gerelateerde woorden beschikbaar gesteld in zijn ‘Woordenschat van de coronacrisis’. Hoe productieve Nederlandse samenstellingen de vele gevolgen van de coronapandemie op werk en samenleving tot uitdrukking brachten, vormde nog het onderwerp van de lezing van Frieda Steurs (INT) op het recente EFNIL-congres (European Federation of National Institutes of Language). De opname kan men zien via Youtube.

Klimaattermen

Waterschapsbesturen hebben door hun centrale rol in de waterbeheersing direct te maken met klimaatveranderingen. Bij extremer wordende weersomstandigheden geldt dat zowel voor een teveel aan water als voor een tekort bij langere periodes van droogte. Het antwoord op deze omstandigheden vergt een bredere inzet waarvoor deze instanties aansturen op maatregelen die buiten de eigen organisatie eveneens om publieke medewerking vragen. Als iedereen zich moet voorbereiden op een extremer klimaat in huis en tuin, dan moeten termen voor klimaat en flankerende maatregelen, voldoende gangbaar en duidelijk zijn. Toegankelijk maken van terminologie wordt dan onderdeel van een communicatiestrategie. Recent begon het Hoogheemraadschap van Delfland samen met partners een toegankelijke lijst van dergelijke begrippen aan te leggen. Sedumdak, ontharden, infiltratie en watervriendelijke tuin zijn termen uit een lijst die van een lekenvriendelijke verklaring worden voorzien. Wie zelf een moeilijke term wil opgeven of toelichten, krijgt daarvoor eveneens de kans. Daarmee illustreert het initiatief nog een andere gesignaleerde trend (Bowker 2019, 271-272) in de wisselwerking tussen terminologie en communicatie: de toenemende invloed van crowdsourcing of het online betrekken van een grote groep mensen om doelstellingen te helpen realiseren en bewustwording tot stand te brengen.

Uitgelichte term

 

klimaatadaptatie

Van dinsdag 19 t/m maandag 25 januari wordt in Groningen de Klimaatadaptatieweek georganiseerd: een online festival in aanloop naar de klimaattop Climate Adaptation Summit (CAS), waar wereldleiders zich verenigen om te praten over concrete wereldwijde acties rond klimaatadaptatie. Klimaatadaptatie betekent het aanpassen (van de leefomgeving) aan de verandering van het klimaat, oftewel aanpassing aan extremere weersomstandigheden zoals extreme buien, droogte, hitte en een stijgende zeespiegel. Voorbeelden van klimaatadaptatie zijn het ophogen en versterken van dijken en het uitbreiden van wateropslag in stedelijke gebieden.

Meer termen rondom klimaat en milieu in het Groene Woordenboekje

Agenda


Hieronder vindt u een korte aankondiging van evenementen. Meer informatie vindt u op de website van het Instituut voor de Nederlandse Taal.
  • 1 - 4 juni 2021, Le Bourget-du-Lac (Frankrijk): TOTh
  • 7 - 8 oktober 2021, Talinn (Estland): NatAcLang
  • 25 - 26 november 2021, Dublin (Ierland): EAFT
Redactie: Dirk Kinable
© 2020 Instituut voor de Nederlandse Taal, alle rechten voorbehouden.