Categorieën
Columns & artikelen

Hondsdagen

Op wat nu al de heetste dag van 2013 wordt genoemd zit ik woorden uit het Middelnederlandsch Woordenboek (MNW) te koppelen aan de bijbehorende woorden in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT). Mijn oog blijft kleven aan ‘Hontdage’, dat ik met mijn zweterige vingers keurig vastplak aan ‘Hondsdagen’. Hondsdagen, wat zijn dat ook alweer?

Iets zegt me (misschien dit omgekeerde hondenweer?) dat ik er middenin zit. Ik lees snel de definitie in het WNT … en jawel!

Benaming voor het tijdperk, gedurende hetwelk de Hondsster (Sirius) tegelijk met de zon opkomt en ondergaat (hier te lande tusschen 19 Juli en 18 Augustus): de heetste, droogste en ongezondste tijd van het jaar, en in het volksgeloof de tijd van het dol worden der honden.WNT VI, 916

Anno 2013 vliegen de smogwaarschuwingen ons om de oren, maar ook in 1905, het publicatiejaar van dit artikel, werd dit weer dus al als ongezond beschouwd! De citaten in de woordenboeken hebben dan ook allemaal iets onheilspellend-sombers. Wat dachten jullie van:

Hier beghinnen die hontdage, die mit hem bringhen menighe plaghe
Ruusb. 6, 84

Maar het allermooiste citaat staat in het WNT:

Hy zag my zo weinig, als men in de hondsdagen zyn eigen adem ziet
WOLFF en DEKEN, Leev. 8, 145 (1785)

De ijzige bitterheid die daarin doorklinkt! Om kippenvel van te krijgen – hondsdag of niet.