Categorieën
Woordbaak

Hoe is het woord ‘roekeloos’ ontstaan?

Iemand die zich roekeloos gedraagt in het verkeer is een gevaar op de weg. Roekeloos betekent zorgeloos zijn over de gevolgen van een bepaalde handeling, onbezonnen gedrag vertonen. Waar komt de term vandaan?

Roekeloos gaat terug op het Middelnederlands, dat tussen 1200 en 1500 in het Nederlandse taalgebied gesproken werd. In die tijd bestond het werkwoord roeken, dat ‘geven om, zich bekommeren om’ betekende. Het woord kwam ook in ontkennende vorm voor, zoals in “my en rouckx”, “niet roeken” of “ne roect”. In een ontkenning betekende het ‘onverschillig zijn, koud laten’.

Zonder aandacht

In de 16e en 17e eeuw wordt het werkwoord nog sporadisch gebruikt, maar nu is het in deze vorm verdwenen. Alleen roekeloos herinnert ons nog aan het oude woord. Roekeloos is opgebouwd uit het zelfstandig naamwoord roeke ‘zorg, aandacht, opmerkzaamheid’, en het achtervoegsel -loos, dat ‘zonder’ betekent. Roekeloos is dus: zonder aandacht, zonder zorg.