Categorieën
Gelegenheidswoordenboekjes

Verba van Vestdijk

Op 23 maart 2021 is het 50 jaar geleden dat Simon Vestdijk overleed. Met een gelegenheidswoordenboekje gedenken we deze grote schrijver.

Op 23 maart 2021 is het 50 jaar geleden dat de schrijver Simon Vestdijk (1898-1971) overleed. Hij was een uiterst productief schrijver. Niet voor niets roemde de dichter Adriaan Roland Holst hem bij zijn vijftigste verjaardag met de woorden “o gij, die sneller schrijft dan God kan lezen!”.

Vestdijk liet een ontzagwekkend oeuvre na dat romans, verhalen, essays en gedichten omvatte. Sommige ervan zijn in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) gebruikt als bron. Bij maar liefst 822 trefwoorden zijn een of meer citaten uit het werk van de schrijver opgenomen.

Vestdijks grote werklust inspireerde ons tot het maken van een gelegenheids­­­woordenboekje waarin werkwoorden centraal staan. De hier gepresenteerde werkwoorden – vaak geleend uit het Frans – eindigen in de oorspronkelijke spelling van het WNT op –eeren. In dit woordenboekje hebben we ervoor gekozen het trefwoord in de tegenwoordige spelling op te nemen. Na elk trefwoord volgt de omschrijving van het werkwoord in de betekenis die Vestdijk heeft gebruikt én het bijbehorende citaat uit het WNT.

De selectie bevat geen alledaagse maar juist minder gebruikelijke en enigszins geleerde werkwoorden. Zo kan dit woordenboekje nuttig zijn bij het lezen van Vestdijks werk maar biedt het op zichzelf staand ook de mogelijkheid om minder gebruikelijke werkwoorden te leren kennen.

Adriaan Roland-Holst & Simon Vestdijk [foto Herbert Behrens (ANEFO) – GaHetNa (Nationaal Archief NL) via Wikimedia Commons]

accentueren

sterker doen uitkomen; meer nadruk geven.

“God ja. Amsterdam. …,” droomde mevrouw W. weg, en prompt accentueerde ook de gastvrouw haar heimwee door smartelijke rimpels, “Amsterdam! …”

(Meneer Visser’s Hellevaart 1934: 245)

actualiseren

werkelijk of werkzaam maken.

Die vooropgestelde afsplitsing, die de emoties uit het verleden onschadelijk maakte, die uit het heden — of beter: die uit het verleden welke in het heden worden geactualiseerd — onaangetast liet

(Lier en lancet 1939: 393)

adapteren

pasklaar maken; zich aanpassen.

— De groteske metaphora adapteeren zich hier geheel aan den zorgeloozen, renommistischen roes

(Lier en lancet 1939: 34)

afreageren

het zich bevrijden van innerlijke spanningen, angst- en dwangvoorstellingen door allerlei uitingen en door bewustwording van de oorzaken er van.

Deze emotie … wordt … geheel spontaan en passief, “onder tranen”, maar dan ook voorgoed, afgereageerd

(Lier en lancet 1939: 390)

annihileren

vernietigen; bepaaldelijk in de zin van nietig verklaren.

Het geheugen is een betrouwbaarder instrument dan bespiegelingen over het hiernamaals, — nog afgezien daarvan, dat een aanzuiveren van het verlies van het verleden, waaruit een volledige beheersching van het eigenste blijken zou, een machtig wapen schijnt zoo niet om den dood te annihileeren dan toch om de gedachte eraan minder ondraaglijk te doen zijn

(Lier en lancet 1939: 252)

assoneren

van rijmen, verzen, woorden en klinkers: gelijkheid vertonen die beperkt blijft tot de klinkers, half rijmen, assonantie hebben.

Het (bij Emily Dickinson) veelvuldig voorkomende assonneerende en acconsonneerende rijm, dat geheel in harmonie is met het totaalkarakter der poëzie, den schroomvalligen stijl, den pasteltoon

(Lier en lancet 1939: 22)

badineren

(luchtig) schertsen; gekheid maken; grapjes maken; gekscheren

Nauwelijks minder treffend is dat bezoek aan het strand, eindigend met een grootsche achtervolging door de zee, die zich pas bij de stad terugtrekt, na een buiging en een “mighty look at me”. Zoo’n slot heft den eenigszins badineerenden toon dadelijk op tot in de sfeer van het demonische

(Lier en lancet 1939: 34)

beneficiëren

profiteren (van); voordeel halen (uit).

Alleen de poëzie heeft in den loop der tijden dat assimilatievermogen ontwikkeld, van oudsher voorrecht der centraal gelegen landen, die zelfs nog van vijandelijke grensgebieden benificieeren!

(Lier en lancet 1939: 174)

bomberen

(van het voorhoofd) zich welven.

Van de onmiddellijke omgeving van mijn ouderhuis, een bombeerend voorhoofd boven het brokkelig gebit van een winkeltje, herinner ik mij zoo goed als niets meer, hoewel ik er van kindsbeen af gespeeld moet hebben

(Narcissus op vrijersvoeten 1938: 115)

brouilleren, zich – met (iem.)

 in onmin raken, zich in onmin verklaren met (iem.).

Wanneer hij zich met mijn vader brouilleerde, was ik automatisch méé gebrouilleerd

(Gestalten tegenover mij 1961: 8)
Beeld van Simon Vestdijk in Doorn [foto Richardkw via Wikimedia Commons]

civiliseren

(een volk, iem.) tot geestelijke, maatschappelijke en zedelijke ontwikkeling en verfijning brengen; (een volk, iem.) beschaven.

“Had Walter hier werkelijk willen wonen?” vroeg de andere dame. “Ja, mijn lieve kind, dat was hem niet uit het hoofd te praten. Hij wou de wilde Ieren civiliseeren, zei hij altijd”

(Iersche Nachten 1946: 181)

coaguleren

samenballen, klonters vormen, samenklonteren; stollen, stremmen, verdikken; zich verenigen tot grotere, vlokkerige klonten en “neerslaan”, “bezinken”; uitvlokken.

Voor het omgekeerde, het opnemen van het vreemde, dat het Ik doet opzwellen als gecoaguleerd eiwit, leze men de passage over “das Grosze”

(Lier en lancet 1939: 229)

concipiëren

in de geest ontwerpen.

Het door hem geconcipieerde Boek zal nooit geschreven worden

(Lier en lancet 1939: 171)

coördineren

in ordelijke samenhang schikken; in onderling verband ordenen; bij elkaar doen aansluiten; in overeenstemming brengen met elkaar.

Men moet toegeven, dat het wezenlijke gezegd is (t.w. in zeker gedicht), en dat, ook bij schijnbare onsamenhangendheid der grilligste invallen, een dieper coördineerend verband duidelijk is geworden

(Lier en lancet 1939: 23)

corrumperen

aantasten; bederven; aangetast worden, bederven.

Een samenleving die zelfs de liefde gecorrumpeerd heeft

(Essays in duodecimo 1952: 5)

degenereren

(van maatschappelijke instellingen, regelingen, beschavingsverschijnselen) zijn oorspronkelijke waarde, kracht, macht, betekenis geleidelijk verliezen.

De innerlijke voosheid …, die den Vorm doet degenereeren tot manier, tot gezwollen rhetoriek

(Lier en lancet 1939: 207)

demoraliseren

 het zedelijk besef, het gevoel voor normen en waarden bederven van (iem.).

U demoraliseert de menschen op deze manier, u went ze aan de gedachte, dat ze iets betalen wanneer ze niets betalen, en wanneer er hier een andere rentmeester zou komen, zitten wij met de gevolgen

(Iersche Nachten 1946: 204)

denigreren

(iem., iets) in zijn naam of aanzien aantasten; de reputatie van (iemand of iets) neerhalen; (iemand, iets) tot voorwerp van minachting maken.

Men (kan) zeggen, dat het begrip barok tegen de verdrukking in is gegroeid; want niet alleen, dat het tegenwoordig zijn denigreerend accent totaal verloren heeft, … ook zijn omvang werd … dusdanig uitgebreid, dat men zich mag afvragen wat dan níet “barok” is

(Lier en lancet 1939: 193)

emotioneren

sterk ontroeren, diep in het gemoed treffen.

Emotionneerende factoren als invallen van horden barbaren, sexueele remloosheid, religieus verval

(Lier en lancet 1939: 90)

ensceneren

in scène zetten.

Rilke daarentegen, in Begegnung in der Kastanienallee …, enscèneert een ontmoeting, of maakt op zijn minst gebruik van een onomkeerbare plaatsverandering van den hoofdpersoon

(Lier en lancet 1939: 221)
Onthulling straatnaambord Simon Vestdijkhof in Doorn [foto Rob Bogaerts (ANEFO) via Wikimedia Commons]

entameren

(een onderwerp, een probleem) aansnijden.

Een van de opvallendste voorbeelden is wel Les Caves du Vatican van Gide, waarin de held Lafcadio op de laatste bladzijden ondubbelzinnig te kennen geeft, van het heele geval nu wel genoeg te hebben en weer wat nieuws te willen entameeren

(Lier en lancet 1939: 142)

evolueren

1. trapsgewijs of geleidelijk ontwikkelingen, veranderingen doormaken.

Het is misschien de grootste tragiek der dichtkunst dat zij deze andere kunsten als grensgebieden naast zich moet dulden, dat zij er voortdurend door bedreigd wordt, als men haar in éen richting consequent wil doen evolueeren

(Lier en lancet 1939: 62)

2. zich wendend voortbewegen.

— Dat barok niet ontstaat uit een combinatie van klassiek en romantisch … wordt zijdelings aangetoond door de muziek van Brahms, die vloeiend evolueert tusschen klassiek en romantisch

(Lier en lancet 1939: 211)

exterioriseren

veruitwendigen; naar buiten (doen) treden.

Ook hier een conflict met het onbewuste of instinctieve, waarvan de geëxterioriseerde tegenspeler: de beschikking der goden, of het fatum, alleen maar te star en te veraf is om geheel in de plaats te kunnen treden van de dialectiek eener vermanende stem

(Lier en lancet 1939: 86)

exterioriseren, zich

zich veruitwendigen; naar buiten (doen) treden.

De vereenzelviging met de voorouders, die zich exterioriseert en daardoor te niet wordt gedaan in een spookverschijning

(Lier en lancet 1937: 226)

fascineren

geestelijk verlammen of onderwerpen b.v. door de blik of de aanwezigheid; betoveren.

Ik herinner mij een droom, waarvan de bijzonderheden alleen maar een dwaas en verward ensemble vormden, maar waaraan de sfeer mij urenlang fascineerde en verontrustte

(Essays in duodecimo 1952: 59)

gesticuleren

gestes, gebaren maken, vooral in de sfeer van het theater of ter aanduiding van anderszins theatrale gebaren.

Hij begon nu levendiger te spreken en gesticuleerde met zijn pijp

(Iersche Nachten 1946: 144)

hallucineren

begoochelen; misleiden; verbijsteren.

— Van belang is dat ik me van dit begin (t.w. van zeker verhaal) in hoofdzaak atmosferische détails herinner, … maar dat dan ook zoo hallucineerend duidelijk als me anders nooit overkomt

(Lier en lancet 1939: 127)

hiërarchiseren

zich organiseren, schikken volgens een hiërarchie.

Na verloop van tijd hiërarchiseert zich alles toch weer: liefde verwordt tot burgerlijke transactie

(Lier en lancet 1939: 308)

honoreren

het waardeoordeel, uitgedrukt in een met-bepaling, hechten aan.

Die ongehoorde zelfoverwinning … en zelfverloochening, dát verdiende zonder enige twijfel met een tien te worden gehonoreerd

(Ivoren Wachters 1951: 180)

importeren

(handelsterm) met betrekking tot goederen, koopwaar: van elders, bepaaldelijk uit het buitenland invoeren.

Wellicht was het vroeger een van die oude gekleede jassen geweest, die de Saksen importeerden, tot spot der touristen

(Iersche Nachten 1946: 116)
Geboortehuis van Simon Vestdijk in Harlingen [Foto Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed via Wikimedia Commons]

kwalificeren

kenmerken, bepalen.

Dat deze barokke beweging, overeenkomstig de gronddefinitie van het barok, gequalificeerd wordt door haar samengesteldheid en tegenstrijdigheid, … door de onvoorziene richtingen die zij inslaat

(Lier en lancet 1939: 220)

microscopiseren

met een microscoop bekijken; een microscoop gebruiken.

De gemicroscopiseerde werkelijkheid is hier uiteengevallen in een dans van atomen, die elkaar zoeken, ontvluchten, die verbindingen aangaan en weer van elkaar los raken, zonder dat men in hun drijfveeren een ander inzicht verkrijgt dan door middel van een vereenzelviging

(Lier en lancet 1939: 394)

mythologiseren

als mythe voorstellen of verklaren.

— Zijn feillooze woordtechniek moet hem de illusie schenken iedere grens te kunnen opheffen en alle verschijnselen te kunnen samenvatten in datgene wat nu juist typeerend is voor het vermogen tot mythologiseeren: een gestalte, algemeengeldig als het begin aller dingen, en niettemin actueel in ons bewustzijn tegenwoordig

(Lier en lancet 1939: 367)

objectiveren

objectief voorstellen of beschouwen; tot een voorwerp van objectieve beschouwing maken.

Wie voortdurend het denken zelf objectiveert blijft er niet in steken. Zou men niet zeggen, dat Valéry bovendien nog op dit geobjectiveerde denken verliefd is?

(Lier en lancet 1939: 176)

posteren, zich

gaan staan, een plaats innemen.

W. stond op, liep langzaam naar voren en posteerde zich op den uitersten rand van het podium

(in De Stem 16 [1936]: 8)

prosterneren, zich

zich voor iemand plat op de aarde werpen, voor iemand knielen, een voetval doen; zich verootmoedigen.

De pernicieuze gevolgen voor den eeuwigheidsdrang van den mensch, die … zich in zijn poëzie prosterneert voor afgodsbeelden van graniet, die “den tijd weerstaan”

(Lier en lancet 1939: 261)

psychologiseren

psychologisch redeneren, speculeren.

Gepsychologiseerd werd er niet in (in zeker verhaal)

(Lier en lancet 1939: 126)

realiseren, zich

zich verwezenlijken, tot werkelijkheid worden, een concrete gestalte aannemen.

De poëtische impuls, die zich in het vaak hoogdravender klankgedicht tot grijpbaren vorm realiseert, blijft hier naakt en onbeschermd

(Lier en lancet 1939: 15)

reciteren

op voordrachtstoon, maar meestal zonder bepaalde artistieke pretentie, een dichtwerk of prozastuk ten gehore brengen; uit het hoofd opzeggen.

Men … reciteert het vers aan den critischen vriend, die nooit bewondering huichelt

(Lier en lancet 1939: 71)

rehabiliteren

in eer en aanzien, in reputatie herstellen.

De behoefte om Judas te rehabiliteren is niet van vandaag of gisteren. Men heeft naarstig rondgespeurd in zijn karakter, en wat men daar vond waren hoogst merkwaardige motieven, en niet altijd de motieven van een schelm

(Essays in duodecimo 1952: 130)
“Stofzuiger van Simon Vestdijk” via Vestdijkbeeldbank

releveren

de aandacht vestigen op —, in het licht stellen, melding maken van —.

Allerlei … bijzonderheden, die hij mogelijk nog wel gereleveerd had bij een minder plechtige gelegenheid

(Lier en lancet 1939: 183)

renommeren

bluffen, snoeven, opsnijden.

— Blaffende honden bijten niet, … u renommeert als een kwajongen

(De Vuuraanbidders 1947: 399)

repeteren

(iemand) leiding geven bij het instuderen (van leerstof), de functie van repetitor uitoefenen.

Ik ‘repeteerde’ Bert zo’n beetje

(Het glinsterend pantser ²1956: 135)

reproduceren

(in de muzische kunsten) met betrekking tot een muzikale compositie, een toneelstuk e.d.: vertolken, spelen, uitvoeren, opvoeren, herscheppen.

De ellende met het schrijven is, dat het reproducerend kunstenaarschap daar niet bestaat

(Het glinsterend pantser ²1956: 44)

requireren

(van personen) vorderen, verplichten al of niet tegen vergoeding bepaalde diensten te verlenen. Veelal van overheidswege.

Ik (zag) ook het lichter rood van gerequireerde soldaten in het schemerdonker

(Iersche Nachten 1946: 202)

resigneren

berusten.

Den geresigneerden massamensch

(Lier en lancet 1939: 100)

restaureren

de krachten teruggeven, herstellen.

Soep en broodjes restaureerden haar zo volledig, dat zij binnen de normale tijd naar het hotel klom, en ook nog naar Gertesbad terugwandelde

(Een alpenroman 1961: 74)

resteren

(van een grootere schuld) nog te betalen zijn, nog niet voldaan zijn; soms bepaaldelijk: achterstallig zijn.

Hij had aangeboden het resteerende bedrag na verloop van tijd aan te zuiveren

(Iersche Nachten 1946: 48)

resumeren

zonder dat van een eerder gedane mededeling sprake is: met weinig woorden noemen, bondig beschrijven.

Er rest tenslotte slechts een communicatie mogelijkheid van louter ideëelen aard, moeilijk genoeg te bepalen, en zeer zeker nog lang niet uitgeput door woorden als “geloof” en ”vertrouwen”, al resumeert de indrukwekkende wijziging van listen en trust wel ongeveer de gedachtengang die, achter het gedicht om, gevolgd is

(Lier en lancet 1939: 89)

resumeren

kernachtig weergeven of uitbeelden, in beknopte vorm tot uitdrukking brengen.

In Andersen’s sprookje van de grote en de kleine Klaus stond een plaat, waarop men een benauwd gezicht door een verlichte kier zag gluren …: deze plaat resumeerde, verdrong en overvleugelde … het verhaal zelf

(Essays in duodecimo 1952: 91)
“Typemachine van Vestdijk” via Vestdijkbeeldbank

retoucheren

fouten verbeteren van, bijwerken; soms: details veranderen van.

Hier en daar heeft het zelfs den schijn, alsof van abstracte begripsantithesen uit op de twee hoofdfiguren teruggewerkt is, al werd dit dan ook geretoucheerd en nergens aangedikt door bespiegeling of explicatie

(Lier en lancet 1939: 100)

schematiseren

in vereenvoudigde vorm voorstellen of weergeven.

Zoowel Josef K. als de landmeter K. zijn psychologisch tot het uiterste vereenvoudigd, geschematiseerd volgens gezichtspunten die beurtelings ontleend schijnen aan een verstandelijk en aan een primordiaal-mythisch wereldbeeld

(Lier en lancet 1939: 278)

selecteren

uitkiezen op grond van een betere kwaliteit of van geschiktheid ten opzichte van gelijksoortige andere personen of zaken; scheiden naar kwaliteit.

— Remmend, aanmoedigend, aanvullend, selecteert de tijdgeest de talenten

(Lier en lancet 1934: 93)

serveren

met betrekking tot gerechten, dranken en dergelijke: op tafel brengen; opdienen.

— De koffie werd geserveerd, met room en likeur

(Iersche Nachten 1946: 185)

situeren

een plaats geven in tijd, context, stroming e.d.

Deze moeilijkheden hangen vooral daarmee samen, dat Vorm en inhoud geen fixeerbare begrippen zijn, die men geïsoleerd, op een bepaald plan situeeren kan, doch tendenzen, die als een correlatief principe het geheele wezen van den kunstenaar beheerschen

(Lier en lancet 1939: 198)

synthetiseren

(afzonderlijke zaken) tot een nieuw geheel samenstellen, verbinden; (een nieuw geheel) samenstellen uit afzonderlijke zaken.

Imagisten en anderen hielden zich bezig met het synthetiseeren van Parnassus, symbolisme en vers-libre

(Lier en lancet 1939: 11)

tormenteren

geestelijk kwellen of folteren, tergen, plagen.

Het simpele besef van de ontoegankelijkheid dezer poëzie (van Rilke), van het problematische, duistere, krampachtig getourmenteerde

(Lier en lancet 1939: 213)

transcenderen

te boven gaan, uitreiken, uitrijzen of uitstijgen boven —, dan wel (een grens) overschrijden.

Eigenlijk durft men niet eens goed een van die verzen (van Stefan George) meer afzonderlijk te lezen, zóo werkzaam is de suggestie van een transcendeerende éenheid. Bladzij aan bladzij rijen zij zich aan elkaar, in hun monotonen quadraatbouw van vier kwatrijnen een kerkhof gelijk

(Lier en lancet 1934: 187)

transponeren

overbrengen in een ander verband of een andere sfeer, een ander karakter geven (aan), omvormen, “vertalen”, overbrengen.

Dat, zoodra men den inhoud van den vorm scheidt en er als iets afzonderlijks over spreekt, deze inhoud tot iets anders wordt, een anderen “vorm” aanneemt, getransponeerd wordt naar een ander objectiveeringsgebied dan poëzie (aphorisme, prozaparaphrase, betoog), dus niet meer dezelfde “inhoud” van dát bepaalde vers is gebleven

(Lier en lancet 1934: 16)

verintellectualiseren

(al te) verstandelijk, intellectueel worden.

Historie is geseculariseerde epiek, wijsbegeerte verintellectualiseerde lyriek

(in Schrijvers blootshoofds 1956: 99)
“Manuscript Vestdijk lezing ‘Der Prozess'” via Vestdijkbeeldbank

vibreren

trillen; trillend klinken, een trillende toon voortbrengen.

Een vers van Rilke is steeds in gisting, het zweeft, het vibreert

(Lier en lancet 1939: 223)

visualiseren

aanschouwelijk maken; een voorstelling of een duidelijk beeld geven van.

Dat door de beeldspraak een disproportie …, een misteekening teweeg wordt gebracht … Beschouw Jugendbildnis meines Vaters, dat, woordelijk genomen en daarna gevisualiseerd, neerkomen zou op een kop met een voorhoofd, dat mijlen ver naar voren uitpuilt, een caricatuur dus

(Lier en lancet 1939: 235)